Kenmerken
| Plantensoort: | Vaste plant |
| Gebruik: | Bodembedekker, Groep, Grote groep, Middelgrote groep, Onderbeplanting |
| Habitat: |
bos, bosrand, droge, frisse bodem. Woon- en werkomgeving.
|
| Min. hoogte: | 10 cm |
| Max. hoogte: | 25 cm |
Bijzondere kenmerken
| Bloeiperiode: | April - Juni |
| Bloemkleur: | Geel |
| Bloemen: |
vijftallig, alleenstaand of in tuilen
|
| Herfstverkleuring: | Lichtgroen |
| Bladeren: |
drietallig, behaard; in de zomer verkleurend naar brons
|
| Wintergroen: | Semi bladhoudend |
Standplaats en vereisten
| Lichtregime: | Halfvolle zon, Schaduw, Zon |
| Grond-vochtigheid: | Droog, Normaal |
| Grond-zuurtegraad: | Neutraal |
| Winterhard: | Ja |
| Plantdichtheid: |
8-12 per vierkante meter
|
| Bijzonderheden: |
groeit breed uit met uitlopers en vormt een zeer dichte mat. Verdraagt goed schaduw maar heeft zon nodig voor een rijke bloei. Makkelijke plant.
|
| Cultivars: |
W. ternata wordt ongeveer 15 cm hoog met goudgele, boterbloemachtige bloemen van ruim 1 cm groot, en is een prima bodembedekker, bestand tegen zeewind.
W. geoides heeft een grover blad en is de langstbloeiende soort, van april tot juni. In tegenstelling tot W. ternata maakt zij geen uitlopers.
|