arrowhead-leftarrow-ios-forwardarrow-forwardcalendarbookmarkpricetagsclockcloseFacebook-colorpersonFacebook-colorprintergridhomeinfoFacebook-colormenulockemailsmartphonephonephonepinpinflip-2searchflip-2Facebook-colorcloud-uploadpersonpersonFacebook-colorglobe-2
Overslaan en naar de inhoud gaan

Groenbestek en raamcontract: een veelbelovende aanpak voor openbaar groen?

7 min. leestijd
Grasweide Schippersdok © Isabelle Pateer

Het belang van een kwantitatieve én kwalitatieve groenvoorziening in de bebouwde omgeving staat bij de meeste lokale besturen niet langer ter discussie. Ook de waarde van bomen wordt steeds meer erkend. Een geïntegreerd groenbeleid in de publieke ruimte is echter meer dan louter ontharden en vergroenen. Om die kwaliteitssprong te maken, kunnen lokale besturen voortaan het managementsysteem ‘natuurinclusief werken’ toepassen. Het opsplitsen van het grijs en groen bestek bij de aanleg van openbare ruimten is daarin vervat. Een raamcontract groen geeft daarenboven betere kwaliteitsgaranties op het moment van oplevering. We gingen op zoek naar enkele stakeholderperspectieven.  

Willen we de effecten van de klimaatverandering op onze woonomgeving beheersbaar houden, dan is een kwantitatieve én kwalitatieve groenvoorziening essentieel. Groen vormt een basiscomponent van de bebouwde omgeving, net zoals wegen, riolering, nutsleidingen, winkels en scholen. Om het bestaande openbaar groen maximaal te laten opbrengen én tegelijk meer kwaliteitsvolle groenvoorziening te realiseren, is een natuurinclusieve benadering van de bebouwde omgeving nodig.

Het NIWE Label als toekomstig totaalplaatje

In hun ambitie om de leefomgeving te vergroenen en klimaatbestendig te maken, stuiten lokale besturen op complexe vraagstukken op vlak van onder meer bodem, waterhuishouding en biodiversiteit. Die kwesties komen samen in de publieke ruimte en een geïntegreerde benadering dringt zich op. Om hen hierin te ondersteunen ontwikkelde COPRO, in samenwerking met de VVSG, de VVOG en het Departement Omgeving, het label ‘natuurinclusief werken’ (NIWE).

COPRO is de onafhankelijke organisatie die instaat voor de kwaliteitscontrole en certificatie van producten voor de bouw. Naast product- en uitvoeringscertificatie verzorgt COPRO sinds 2020 ook systeemcertificatie. De organisatie nam het NTMB[1]-zorgsysteem over van het Departement Omgeving, een managementsysteem voor producenten en leveranciers van natuurtechnische milieubouw. Daaruit ontstond het NIWE Label.  ‘De aandacht voor natuurinclusief werken moet beginnen bij de opdrachtgever.

Het NIWE Label is een kwaliteitstool waarmee lokale besturen een natuurinclusieve aanpak kunnen verankeren in de werking van hun technische dienst en groendienst en hun beleid. Zo kunnen zij hun doelstellingen op vlak van biodiversiteit, klimaat en waterbeheersing realiseren’, legt Kim De Jonghe (duurzaamheidsmanager COPRO) uit. Het NIWE Label moet een transparante werking verzekeren die door een externe partij kan gecertificeerd worden. Om het label te ontvangen, moet een lokaal bestuur inzetten op vijf pijlers: beleid, communicatie, uniforme uitvoering, continue verbetering en kennisontwikkeling.

Kim De Jonghe: ‘De uniforme uitvoering vertrekt van een nulmeting op het terrein. Er wordt bijvoorbeeld gekeken naar de oppervlakte verharding, het aantal en soort bomen, de waterdoorlatende oppervlakte enzovoort. Idealiter verbetert de toestand na de heraanleg. De grijze of infrastructurele en groene werken moeten worden opgesplitst in aparte bestekken met elk hun eigen opvolging. Dat moet een correcte uitvoering van de beplantingswerken verzekeren. Er dient zoveel mogelijk met gecertificeerde producten en NTMB-gecertificeerde aannemers en leveranciers te worden gewerkt. De standplaatsgeschiktheid en biodiversiteit van de beplanting zijn eveneens voorwaarden. Tot slot moet een ecologisch beheerplan worden opgemaakt en gebeurt een evaluatie van de genomen maatregelen.’ Het NIWE Label moet gemeenten in staat stellen om enerzijds hun professionele netwerk te versterken en kennis uit te wisselen met andere lokale besturen en anderzijds hun strategische ontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) te behalen.

Het NIWE Label is gelanceerd in april 2024. Naar verwachting zal een aantal lokale overheden in de komende bestuursperiode de procedure opstarten om het NIWE Label te bekomen. Het opsplitsen van het grijs en groen bestek is iets dat in principe ook nu reeds kan worden toegepast. Rondvraag bij een aantal centrumsteden leert dat zij hier doorgaans geen ervaring mee hebben. Antwerpen deed het wel al.

Het Zuidpark als pilootproject

Jeroen Pasmans is projectleider bij AG Vespa dat het stedelijk vastgoed in Antwerpen beheert en ook grote publiekeruimteprojecten coördineert zoals de heraanleg van de Scheldekaaien en het recent gerealiseerde Zuidpark. ‘Het Zuidpark was vanaf de start een ambitieus project met een belangrijke botanische waarde’, zegt Jeroen Pasmans. ‘De grootste investering bevindt zich ondergronds en dan laten we de privaat gefinancierde parkeergarage buiten beschouwing. De groeiplaatsconstructies, grondwerken, bodempakketten vanaf het dak van de parkeergarage tot het maaiveld moeten voor een park zorgen dat enkele generaties kan doorgroeien. Reeds in de aanlegfase waren de eisen op vlak van groen dus hoog en na drie jaar wordt het park overgedragen aan de stedelijke groendiensten die er meer onderhoudswerk aan zullen hebben dan in sommige andere, extensief beheerde stadsparken. Over zulke zaken is in het verleden al discussie geweest en dat wilden we deze keer voorkomen. We wilden dit project op een hoog niveau aan de groendienst overdragen zodat zij het in alle comfort kunnen onderhouden. Zo is het idee ontstaan om de infrastructuuraanleg en groenaanleg uit elkaar te trekken.’

Het Zuidpark heeft een oppervlakte van 7 hectare en werd een nieuwe groene long in de Antwerpse binnenstad. © Isabelle Pateer
De gedempte Zuiderdokken in 2009 © Isabelle Pateer

Doorgaans werken groenaannemers in onderaanneming van de hoofdaannemer. AG Vespa dacht aanvankelijk aan een omgekeerde aanpak: plantenkwekerijen zouden een offerte kunnen indienen met de groenaannemer in onderaanneming. Zo hebben de kwekerijen nog meer belang bij het leveren van kwalitatieve bomen en beplanting. Wegens de omvang van dit project, een park van 7 ha, is die aanpak niet gelukt. Jeroen Pasmans: ‘Daarom hebben we de gunningscriteria verfijnd. Zo moest bijvoorbeeld 80 procent van de grote bomen uit dezelfde kwekerij komen. Het Zuidpark heeft een groot assortiment aan planten, waardoor enkel grotere kwekerijen met een eigen ruim assortiment aan die voorwaarden konden voldoen. Vervolgens was de vraag wat het groenbestek moest omvatten: enkel de beplanting of ook de boombunkers en grondpakketten? Uit technische overwegingen bleek het interessanter dat de bouwaannemer ook de constructies voor de groenaanleg zou bouwen. Het groenbestek beperkt zich dus tot de beplanting en het onderhoud. Daarnaast voorziet het ook controle-uren voor de groenaannemer zodat die enerzijds goed op de hoogte is van de geplande infrastructuurwerken en anderzijds ook kan controleren of die correct worden uitgevoerd. Door de regelmatige werfcontrole door de groenaannemer was er op het moment van de aanplantingen veel minder discussie over bijvoorbeeld plantvakken, boombunkers of bodemsubstraten. Eventuele opmerkingen werden via ons of via het studiebureau aan de bouwaannemer doorgegeven. De werfcontrole door ons als opdrachtgever, het studiebureau, de groenaannemer én de stedelijke groendienst zorgde voor extra alertheid bij de bouwaannemer.

Bouwaannemer Stadsbader moest tijdens de onderhandelingsprocedure zijn visie op de samenwerking met de groenaannemer toelichten. Daarop zijn punten toegekend in de gunningscriteria. Anderzijds had groenaannemer Estate & Landscape Management achteraf geen excuus om eventuele problemen met de beplanting af te wentelen op de bouwaannemer. Door rekening te moeten houden met elkaar ontstond een goede samenwerking. Verder is drie jaar onderhoud door de groenaannemer voorzien in plaats van de gebruikelijke twee jaar vooraleer de beplanting wordt opgeleverd aan de groendienst. Het onderhoud van het Zuidpark zal door een specifiek team van de groendienst gebeuren, net zoals dat het geval is bij de Rubenstuin en de Botanische Tuin. Voor een groot project als het Zuidpark heeft deze aanpak zonder twijfel bijgedragen aan een betere groenkwaliteit waardoor we dit de komende jaren met een gerust hart kunnen overdragen aan de groendienst. Bij de volgende aanlegfase van de Scheldekaaien passen we deze methode opnieuw toe en bij toekomstige projecten zullen we een apart groenbestek steeds overwegen. Samen met de groendienst werken we intussen ook aan een raamcontract waardoor we het aparte groenbestek in veel meer stadsprojecten kunnen hanteren.’       

De grootste investering van het Zuidpark bevindt zich onder het maaiveld en moet ideale groeiplaatsomstandigheden garanderen voor een park dat meerdere generaties kan groeien. © Isabelle Pateer
Het Zuidpark vereist een intensief groenonderhoud. Een raamcontract maakt het mogelijk om het onderhoud bij oplevering zonder zorgen over te dragen aan de stedelijke groendienst. © Isabelle Pateer
De plaatsing van groeiplaatsconstructies gebeurde door de bouwaannemer en werd door de groenaannemer gecontroleerd. © Isabelle Pateer

Het raamcontract groen: onbekend is onbemind

De beleidsaandacht voor groen ontgaat ook de ontwerpbureaus niet. ‘Vooral bij grotere lokale besturen is de waardering voor kwalitatief groen de laatste jaren sterk toegenomen’, ervaart Gert Stappaerts, hoofdadviseur groeninfrastructuur bij Antea Group. ‘De klimaaturgentie en het toegenomen draagvlak voor groen bij de bevolking dwingen hen tot een andere aanpak. Als ontwerper wil je antwoorden bieden op vraagstukken rond klimaat, water en biodiversiteit. Soms sneuvelen voorstellen tijdens het ontwerpproces maar het gebeurt ook dat een ontwerp zijn doelstellingen niet kan maximaliseren door een gebrekkige opvolging na de oplevering. Ontwerpers staan dan machteloos. Daarom proberen we in de ontwerpfase via klimaattooling het belang van groen aan te tonen maar willen we ook garanties inbouwen voor een correcte uitvoering en opvolging. Een goed bestek is dan onontbeerlijk.

Door een opdracht aan slechts één hoofdaannemer te gunnen, is een kwalitatieve groenvoorziening echter niet altijd gegarandeerd. Bij de oplevering van infrastructuurwerken kan je weliswaar meteen vaststellen of boordstenen recht liggen, de verharding goed opgevoegd is en de straatverlichting juist staat maar als er bij de aanplanting iets is misgelopen, zijn de effecten vaak pas twee jaar later zichtbaar. Dat leidt tot discussies over verantwoordelijkheden. Het opsplitsen van bestekken is dan een oplossing. Het is onze taak als ontwerpbureau om in de bestekken tijd te voorzien voor de aannemers om zowel grijs als groen van nabij op te volgen. Dat sluit onzorgvuldig onderhoud echter nog niet uit. In realiteit gebeurt het helaas nog te vaak dat het voor de aannemer goedkoper is om bomen te vervangen die door gebrek aan onderhoud zijn afgestorven, dan om ze twee jaar lang te onderhouden. Om ook op dat vlak betere garanties in te bouwen, is een raamcontract een oplossing. Een verplaatsing om enkele bomen te komen bevloeien is niet rendabel maar een raamcontract van vier jaar dat meerdere kleine projecten omvat, maakt het voor de groenaannemer wél interessant om in eenzelfde gemeente regelmatig een onderhoudsronde te doen. Het groenbeheer overspant de periode tussen de voorlopige en definitieve oplevering. Daarna neemt de stedelijke of gemeentelijke groendienst het beheer over.’

Net zoals de bouw met diverse aannemingklassen werkt, biedt een raamcontract de mogelijkheid om een differentiatie te maken in de omvang van de werken. Het kan gaan om grote werven zoals het Zuidpark waar levering, aanleg en onderhoud in één contract zitten. Er kunnen ook raamcontracten worden opgesteld voor groenaanleg en -onderhoud in meerdere kleinere projecten die door eenzelfde groenaannemer worden uitgevoerd. Verder kunnen onderhoudsraamcontracten worden opgesteld voor snoeien, gieten, maaien, enzovoort. Zo komen niet enkel de grote spelers in aanmerking maar krijgen kleinere groenaannemers ook kansen om mee te dingen.

Gert Stappaerts: ‘Een raamcontract kan een onderscheid maken tussen frequentiebeheer en beheer op beeldkwaliteit. Frequentie gaat bijvoorbeeld over de beheerintensiteit. Bij beheer volgens beeldkwaliteit moet de aannemer jaarrond een bepaalde beeldkwaliteit halen. Een grasveld moet er bijvoorbeeld steeds netjes uitzien, ongeacht het seizoen. Groenaannemers kunnen zo volgens hun eigen agenda werken, zonder dat zij voor elk beheersaspect specifieke opdrachten hoeven te ontvangen.’

 ‘Besturen zoeken naar meer efficiëntie om hun bestaand groenpatrimonium op peil te houden en tegelijk extra groen te realiseren. Budgetbeperking weegt ook in het groenonderhoud door en de focus is verschoven van intensief naar extensief onderhoud. De haalbaarheid en onderhoudsvriendelijkheid van een ontwerp inschatten is een belangrijke taak voor de ontwerper. Een groenbestek en raamcontract voor groenaanleg en -onderhoud zijn dus zowel voor grotere steden als voor kleinere gemeenten nuttig. Meestal heeft de gemeente heel wat expertise in huis maar soms is die versnipperd. Om tot een goed bestek te komen is afstemming tussen de schepen, groendienst, beheerder en andere betrokkenen is belangrijk. Een groenbestek moet ook ruimte geven aan innovatieve toepassingen. Leveranciers komen met interessante innovaties op de markt, denk bijvoorbeeld aan diverse groeiplaatsconstructies voor bomen. Een rechtstreekse dialoog tussen productleveranciers, opdrachtgevers, ontwerpers en aannemers nodig om goede keuzes te maken in functie van het bestek maar komt ook de productinnovatie ten goede. De algemene regel van Standaardbestek 250 blijft evenwel van kracht: er moeten meerdere aanbieders kunnen meedingen. De opdrachtgever moet zich ervan bewust zijn dat de investering onder het maaiveld op lange termijn beeldbepalend is boven de grond. Daarnaast moet je in functie van ruimteclaims zoals nutsleidingen kijken waar de grens ligt tussen de werken voor de bouwaannemer en de groenaannemer. Infrastructuurwerken door de aannemer grijs moeten in de praktijk vaak dienen in functie van het groen.’      

Haal de groenaannemer tijdig aan boord

Bij de heraanleg van Het Zand in Brugge plaatste de bouwaannemer de boombunkers, kocht het stadsbestuur zelf de bomen aan en zorgde de groenaannemer voor de aanplanting. ‘Bij dit project waren we als onderaannemer vanaf de beginfase betrokken. Stad Brugge trad op als moderator tussen de aannemers’, vertelt David Claes, bomenexpert bij groenaannemer Krinkels. ‘Helaas is dit een uitzondering en komt de beplanting op veel werven pas in de eindfase van de aanleg aan bod. Dikwijls gunt de wegenisaannemer de groenaanleg in onderaanneming pas op het moment dat alle infrastructuur klaar is en er bomen moeten komen. Het resterende budget is dan voor de groenaanleg. Dat leidt tot problemen zoals aanplanting in ongekeurde of met cement vervuilde substraten of te kleine plantvakken. Er ontstaat soms onenigheid tussen de aannemers en vaak is het te laat om nog bij te sturen. De groendienst of ontwerper moet dan optreden als bemiddelaar. Het scheiden van bestekken voor bouw en beplanting kan zulke zaken voorkomen.

Bij lokale besturen is dit nog geen gangbare praktijk maar wij werken met een breder klantenportfolio en bij private opdrachtgevers gebeurt het wel al. Idealiter zit de levering en plaatsing van substraten, en alles wat met de aanplanting te maken heeft in hetzelfde aanbestedingspakket. Kwaliteitsvolle, gecertificeerde grond is duur en het is voor de wegenisaannemer soms verleidelijk om daarop te besparen. Een apart groenbestek verhindert dat op het einde van de rit beknibbeld wordt op groenaanleg. Bovendien gebeurt de infrastructuuraanleg en het aanbrengen van substraten vaak in één fase terwijl de eigenlijke aanplantingen soms maanden later gebeuren. Een nieuwe manier van werken vereist dus wellicht ook een aangepaste werfplanning. Boomvakken die maandenlang een lege put blijven kunnen een gevaar vormen voor voorbijgangers. Voorts moeten studiebureau en aannemer vanaf het begin rekening houden met de haalbaarheid van het onderhoud na de oplevering. Het zijn allemaal elementen die pleiten voor het vroegtijdig betrekken van de expertise van de groenaannemer in het proces.’ ‘Maar ook de bouwaannemer heeft hier baat bij’, besluit Jeroen Pasmans. ‘Hij hoeft zich immers niet om een bijkomende onderaannemer te bekommeren.’

’t Zand in Brugge, Tilia tomentosa Szeleste © Boomkwekerij Van den Berk
’t Zand in Brugge, Tilia tomentosa Szeleste © Boomkwekerij Van den Berk
‘t Zand in Brugge, Tilia mongolica Buda © Boomkwekerij Van den Berk

Gerelateerde artikels