De Belgische Boom van het Jaar 2020, de ‘Vierstammige Kastanje’, naast de Menenpoort in Ieper is een van de enige levende getuigen van de beide oorlogsrampen die de stad Ieper en haar vestigingen teisterden. Lieven Stubbe, diensthoofd Landschap in Ieper, die zich al meer dan 30 jaar inzet voor het Ieperse landschap en in het bijzonder de Ieperse vesting, schreef daarover een boeiend artikel.
De Ieperse vesting kreeg in de tweede helft van de 19de eeuw haar huidige bestemming als groot, groenblauw stadspark. In 1851 besliste de jonge Belgische regering om de militaire functie van de vestingen rond de vele Belgische vestingsteden af te schaffen. De monumentale muren werden gesloopt, de aarden bermen afgegraven, de grachten opgevuld. Toch bleef er ongeveer 60% van de Ieperse vestingen rond de binnenstad overeind. Het Ieperse stadsbestuur protesteerde immers herhaaldelijk tegen de afbraak vanuit de vrees dat, samen met haar vesting, de stad ook haar militaire garnizoenen zou verliezen. Die duizenden militairen waren in de 19de eeuw enorm belangrijk voor de lokale economie van de stad. Toen de Belgische staat de onkosten voor de afbraak niet meer aankon, werden de werken gestaakt. Zo bleef een flink stuk vestingen voorgoed behouden.
De hovingen van Fuchs
Louis Fuchs (1818-1904), een Brusselse tuinarchitect van Duitse origine, kreeg de opdracht om wat overbleef van de vestingen tot publieke ‘hovingen’ om te vormen. Zo werd het militaire domein vanaf 1858/1859 ingericht als openbaar groendomein met de resterende vestinggrachten, parken met bomen en struwelen, graspartijen en paden, met mooie uitzichten op de stad en het buitengebied.
Fuchs liet wel heel wat originele, soms eeuwenoude onderdelen van de vesting slopen. Ook de ‘banquettes’ (bermen waarachter de militairen zich op de vestingwallen konden verschuilen) en ‘tenailles’ (hoge aarden bermen vóór de muren) werden afgegraven.
Fuchs maakte het vestinggebied vanuit diverse ‘instappunten’ toegankelijk. Een zondagse wandeling op de ‘Promenades Publiques’ werd populair bij de burgerij. Elk onderdeel van het nieuwe parkgebied kreeg een eigennaam die op ‘-hof’ eindigde: Torhouthof, Citadelhof, Rijke Clarenhof, Tempelhof, Statiehof, ... Deze namen raakten in onbruik na de Eerste Wereldoorlog.
Het landschap wint, de oorlog verliest
De Ieperse vestingen doorstonden relatief goed het verwoestende oorlogsgeweld van de Eerste Wereldoorlog. Vrijwel overal was het parement van de vestingmuren zwaar toegetakeld, maar de basisstructuur van aarden wallen, glacis, grachten en eilanden hield goed stand. Bijzonder is wel dat alle vestingruimtes die met grond waren afgedekt, vrijwel ongeschonden het einde van de oorlog haalden. De oorlog vernietigde wel het uitgebreide bestand van bomen en struiken in het toen ongeveer 60 jaar oude vestingpark.
Na de Eerste Wereldoorlog kreeg de toen erg bekende Ieperse tuinbouwer en boomkweker Hector Casier (+1958) de opdracht om de wandelpaden en de parken op de vestingwallen te herstellen. Hij leidde vanaf 1923 de aanplantingen van nieuwe bomen en struiken en volgde daarbij trouw het ontwerp van Fuchs. Hoeveel vooroorlogse bomen zich daarbij spontaan konden of mochten herstellen, weten we niet. Wellicht slechts een tiental.
Zowel deze ‘overlevers’ als de méér dan duizend nieuw aangeplante bomen kregen het amper 20 jaar later opnieuw benauwd, tijdens de Tweede Wereldoorlog. Niet vanwege beschietingen of bombardementen, maar door de hakbijl. Tijdens de oorlogsjaren waren steenkool of stookolie gerantsoeneerd, schaars en duur. Vele huishoudens hadden tekort aan brandstof. Vooral tijdens de lange en koude winter van 1943/’44 kapten de Ieperlingen vele honderden vestingbomen om brandhout te winnen. De bomen waren nog jong, het vellen en verwerken van het hout viel dus niet zo zwaar. Het stadsbestuur liet oogluikend begaan want iedereen had het koud.
De houthakkers keken wel uit om zo weinig mogelijk schade of hinder te veroorzaken. Zo bleven vele bomen die groeiden op de vestingwal tussen de Menenpoort en het (sinds 2001 gesloten) openluchtwembad overeind. Vrijwel alle bomen die groeiden op de westelijke helling van de vestingwal, dicht tegen de huizenrijen aan, bleven gespaard. Wanneer deze bomen geveld zouden worden, riskeerde men om de woningen langs de Kauwekijnstraat en de Lange Torhoutstraat te beschadigen.
Ook verderop, ten zuiden van de Menenpoort, bleven tal van bomen gespaard die op de binnenhelling van de wallen groeiden. Zo bleef een, nu indrukwekkende, lindeboom gespaard nabij de herenwoning ‘Beer Angillis’.
Na de oorlog werd vanaf 1923 een compleet nieuw bestand aangeplant. Deze operatie moest men 22 jaar later, na de Tweede Wereldoorlog, grotendeels overdoen als gevolg van de massale vellingen voor brandhout tijdens de koude oorlogswinters. Na de Tweede Wereldoorlog kreeg de Gentse tuinarchitect Henri Bourgeois de opdracht om de verdwenen beplantingen te vervangen. Hij liet 1.156 bomen van 65 verschillende soorten en 7.011 stuks sierheesters en struiken aanplanten. Die maken nog steeds de basis uit van het huidige Ieperse vestingpark.
Toch pronken er op de Ieperse vestingwallen enkele bomen die de beide wereldoorlogen overleefden. Ook een bijzonder zeldzame muurplant overleefde de oorlogsellende: de prachtige muurviolier. Deze soort dreigde in 1991 toch nog definitief te verdwijnen vanwege de grondige restauratie van de vestingmuren. Dankzij een even gewaagde als geslaagde reddingsactie groeien en bloeien er nu weer vele honderden exemplaren van deze mooie, zeldzame muurplant op de Ieperse vestingmuren.
Deze ‘overlevers’ staan symbool voor de veerkracht van natuur en landschap, die zich spectaculair snel wisten te herstellen van de totale oorlogsverwoesting in Ieper en de Ieperboog. Want uiteindelijk won het landschap en verloor de oorlog!
De vierstammige kastanje en andere overlevers
Het lijkt onwaarschijnlijk, maar toch overleefden minstens drie bomen het oorlogsgeweld van 1914-1918 én de kappingen van 1943/’44. Wellicht al tijdens de Eerste Wereldoorlog groeiden nieuwe scheuten op uit de stobbe van een stukgeschoten tamme kastanje (Castanea sativa) en een boomhazelaar (Corylus colurna). Die kregen de kans om zich verder te ontwikkelen en uit te groeien tot indrukwekkende stammen. Mogelijk ontstonden ook de drie allerlaatste gezonde olmen binnen het Ieperse vestinglandschap uit de wortelstronk van een olm die rond 1860 geplant was.
De meest indrukwekkende ‘overlever’ van de oorspronkelijke aanplantingen staat op de helling van de vestingwal nabij de Menenpoort. Uit de stronk van een tamme kastanje (Castanea sativa) groeiden na de oorlog vier nieuwe stammen op. Honderd jaar later ontwikkelde zich een indrukwekkende, vierstammige reus met stamomtrek van méér dan 9 meter, de zijstammen halen intussen al meer dan 3 meter. Merkwaardig is wel hoe de méér dan 20 meter brede kroon tot ver onder de stamvoet nar de lager gelegen helling doorgroeit. Het is deze boom die tot Boom van het Jaar 2020 werd verkozen.
De tweede overlever, een driestammige boomhazelaar (Corylus colurna), pronkt nabij de vestingmuur langs de Kasteelwal, ongeveer ter hoogte van de toegang tot het Jeugdstadion. De boomhazelaar is een exotische parkboom, van oorsprong afkomstig uit het zuidoosten van Europa en het zuidwesten van Azië. Dergelijke exoten waren typerend voor de parkaanleg in de 19de eeuw. De stamvoet heeft intussen een omtrek van 3,60m waarop drie gelijkaardige zijstammen van 1,80m; 1,55m en 1,65m pronken. De groep haalt 20,50m hoogte. Het is zeer aannemelijk dat de boomstam door een explosie werd afgeschoten op de plaats van de (latere) vertakking.
De derde overlever is een groep van drie dicht bij elkaar groeiende olmen, op de helling van de vestingwal recht tegenover de gevel van het oude Onze Lieve Vrouwhospitaal langs de Lange Torhoutsraat. De bomen hebben een stamomtrek van respectievelijk 1,80m; 2,30m en 2,50m, en reiken tot 22 m hoog. De drie stammen staan zo dicht bijeen, omdat ze vanuit een gemeenschappelijke vooroorlogse stronk zijn opgegroeid.
Spijtig genoeg kreeg deze overlever, na beide wereldoorlogen, met een derde ramp te maken: de genadeloze ‘olmenziekte’, die (op een handvol na) alle olmen in de hele regio vernietigde. Pas vorig jaar, in mei/juni 2019, heeft de schimmelinfectie deze tot voor kort kerngezonde bomen dan toch getroffen. Ze werden dit voorjaar geveld …
Ook twee platanen die na WO1 aangeplant waren aan weerszijden van de Mariakapel langs de Kasteelgracht nabij het Hoornwerk, dreigden gekapt te worden. Dankzij de waakzaamheid van een buurtbewoner, ‘meester’ Marcel Bekaert, werden ze gered. Deze leerkracht aan de basisschool van het Sint-Vincentiuscollege bevestigde een briefje op de bomen met de smeekbede: “spaar deze bomen, ze sieren Onze Lieve Vrouw van de Vesten”. Het sloeg aan, beide platanen bleven als enige overeind langs de Hoornwerklaan. Hun stamomtrek haalt intussen méér dan 2,60m omtrek.
Uiteindelijk overleefden een vijftigtal vestingbomen de Tweede Wereldoorlog. Ze zijn intussen bijna honderd jaar oud en groeien verder uit tot levende monumenten. Tot de meest indrukwekkende exemplaren horen een witte paardekastanje langs de noordoostelijke bocht van de Majoorgracht (4,05m omtrek; 20m hoog), een zomereik nabij de ingang van het Hamiltonpark (2,75m omtrek; 20m hoog), een plataan (3,30m omtrek; 23 m hoog) en rode beuk (2,40 m omtrek; 24,50 m hoog) nabij de Predikherentoren.
Redding en herstel van de muurviolier
De basisstructuur van wallen en grachten bleef intact, maar de muren zelf werden zwaar beschadigd. Het herstel sleepte zeer lang aan. Na restauratieprojecten in 1974 (Boterplas) en 1984 (zuidelijke muur vanaf de Rijselpoort), kwamen in 1991-1992 de vestingmuren tussen de Menenpoort en het Jeugdstadion aan de beurt.
Alleen al het snuifje pikante natuur dat muurplanten aan de eerbiedwaardige cultuur van oude muren of ruïnes toevoegen, maakt ze het beschermen waard. Maar er is meer: voor echte muurplanten is die muur of ruïne vaak de enig mogelijke groeiplaats binnen het Vlaamse of Nederlandse landschap. Zeker in het vruchtbare, (over)bemeste Vlaanderen vormen oude muren en ruïnes vaak de enige veilige uitwijkplaats waar specialisten van droge, schrale en kalkrijke groeibodems heen kunnen. De Ieperse vestingmuren tonen daar mooie voorbeelden van.
Op de oude, gerestaureerde vestingmuren groeit een keur aan typische muurplanten: muurbloem of muurviolier, klein glaskruid, kandelaartje, muurleeuwenbek, vroegeling en nog veel meer. In de barstjes en putjes van de traditionele kalkmortel of oude bakstenen vonden ze een gepaste stek.
Let wel: twee van de drie laatste restauratieprojecten van de Ieperse vestingmuren waren desastreus voor de muurvegetaties. Na de harde restauraties eind de jaren 1970 (Boterplas) en halfweg de jaren 1980 (zuidelijke Kasteelgracht) ging méér dan 80 % van de oorspronkelijke Ieperse muurflora verloren. Tijdens de uitgebreide restauratiecampagne van 1991–’92 kregen behoud en herstel van de muurvegetaties eindelijk de aandacht die ze verdiende. Mét resultaat, zoals nu, bijna 30 jaar later, duidelijk blijkt.
In Vlaanderen is de zuiderse muurbloem of muurviolier (Erysimum cheiri) een bijzonder zeldzame verschijning, specifiek gebonden aan oude muren. Naast Ieper zijn er gekende populaties in Damme, Leuven, Diest, Ten Bogaerde in Koksijde en zes locaties in Limburg. Ook in Nederland rekent men muurbloem tot de meest bedreigde muurplanten.
Op een haar na ging de populatie in Ieper verloren. In 1992, na de restauratie van de muren langs de Kasteelgracht, konden we amper een dertigtal planten behouden. Voorheen waren het er méér dan duizend. Het schitterende beeld van de felgeel bloeiende bastionmuren langs de Kasteelgracht was uniek en van Europese klasse. We zijn dan ook erg blij dat dit beeld, bijna 30 jaar later, langzaam maar zeker terugkeert.
Bij een plantenvriendelijke restauratie wordt ook gestreefd naar het gebruik van materialen die zo dicht mogelijk aanleunen bij de oorspronkelijke constructie. In principe wordt vrijwel steeds gebruik gemaakt van ‘ouderwetse’, poreuze kalkmortel. Na de restauratie worden de overlevende exemplaren teruggeplaatst in daarvoor voorziene ‘plantgaten’ in de muur. In Ieper kon een overlevingskans van 30% gehaald worden, wat veel was in vergelijking met resultaten van gelijkaardige reddingsacties in Frankrijk en Nederland. Dankzij deze heraanplanting kon deze unieke populatie van muurbloem of muurviolier in Ieper zich na verloop van 25 jaar volwaardig herstellen! Een stukje levende geschiedenis is gered voor de toekomst.
Parklandschap
Vandaag ligt het resterende vestinglandschap als een groenblauwe krans rond de binnenstad. Van de uitgestrekte militaire versterkingen blijven 1.700 meter vestingmuren en 41,5 hectare parklandschap over: 17,5 ha open water, 14 ha beplantingen en 10 ha grasland. Het gebied geniet vanaf 1987 bescherming als geklasseerd landschap. In 1999 kwam er nog een stuk vestinglandschap bij dankzij de inrichting en openstelling van het Hoornwerkpark (8 ha), langs de oostelijke rand van de Kasteelgracht. Zo wordt dit allerlaatste relict van de enorme voorversterkingen voor de toekomst behouden en ontsloten.
In 2015 werd de planologische bestemming van het totale vestinglandschap als parklandschap met grote cultuurhistorische én ecologische waarden nauwgezet omschreven en in een Ruimtelijk Uitvoeringsplan (RUP). Hierbij werden ook 5 ha van het oorspronkelijke vestinglandschap, tussen de Oudstrijderslaan en de Majoorgracht, aan het beschermde parklandschap toegevoegd.
Het oorspronkelijke artikel ‘Herstel van natuur en landschap in de Ieperboog na de Eerste Wereldoorlog’ werd gepubliceerd door de Gidsenkring Ieper-Poperine-Westland en kan hier online geraadpleegd worden.