Vlaams minister van Omgeving Zuhal Demir heeft zondag 1 december de eerste kleine wildernis van Vlaanderen in Lommel geopend. Met dit initiatief - geïnspireerd op het concept Tiny Forests – wil het Agentschap Natuur en Bos (ANB) samen met steden en gemeenten stukken braakliggende grond – minstens zo groot als een tennisveld maar kleiner dan 50 are - in een (rand)stedelijke omgeving omtoveren tot aangename en leerrijke natuur. De Vlaamse regering maakt 1,3 miljoen euro vrij voor dergelijke projecten.
“De Kleine Wildernissen zijn voor ANB testcases voor het uitwerken van een strategie urbane natuur,” vertelt Gert De Keyser, adviseur Natuurbeheerplannen en Stadsnatuur bij ANB. “In elke gemeente liggen wel stukjes grond waar niets mee gedaan wordt. Daar liggen grote uitdagingen voor de toekomst, ook voor natuur in de directe nabijheid van de burger.”
In ‘Kleine Wildernissen’ zijn alle vormen van inheems groen welkom, of het nu bos, struiken of heide is, al naargelang de lokale mogelijkheden. Idealiter ligt een kleine wildernis dicht bij een school, kinderopvang, zorgcentrum of een jeugdverblijf, zodat jongeren of zorgbehoevenden optimaal van dit stukje natuur kunnen genieten en het eventueel mee kunnen onderhouden. Er worden ook eetbare planten, bessenstruiken, notelaars, picknicktafels, zitbankjes en andere aantrekkelijke natuurlijke elementen voorzien. Verder wordt de kaart van citizen science getrokken met insectenhotels, egelhuisjes, nestkastjes en cameravallen.
Lommel
De eerste twee Kleine Wildernissen, ontworpen door het Antwerpse bureau Omgeving, werden dit najaar in Lommel aangelegd. “Het gaat om braakliggende terreinen waarmee tot nu toe niets gebeurde,” zegt boswachter Eddy Ulenaers, die het project opvolgt voor ANB. “Het ging om bouwzones, maar de gemeente Lommel heeft die terreinen nu vrijgegeven om er een ‘kleine wildernis’ aan te leggen. Het gaat om een proefproject, maar de gemeente heeft plannen om daarmee ook op andere plaatsen aan de slag te gaan. Bijvoorbeeld bij bouwprojecten waarbij bepaalde percelen minstens tien jaar niet worden ingevuld. Dat is niet alleen interessant voor de buurtbewoners, die er een aantrekkelijke groene ruimte bijkrijgen, maar die bosjes kunnen in de bebouwde omgeving ook fungeren als stapstenen voor bijvoorbeeld vlinders en bijen.”
Het eerste project is het Middenpleintje aan Kleine Hoef en Lismortel, met een oppervlakte van ca. 2.700 m². De sparren zijn er onlangs allemaal gekapt vanwege ziekte. De buurtbewoners waren vragende partij voor de herinrichting van het perceeltje.
Het tweede perceel ligt aan de Quinten Metsysdreef, aan de achterkant van de WICO-campus, en heeft een oppervlakte van 5.000 m². De scholencampus WICO wordt betrokken bij de aanleg en het onderhoud van de ‘kleine wildernis’. Zo werkte de leraar biologie mee aan het parkje, en zal hij in de toekomst zijn lessen ook in de tuin geven. Het is deze ‘Kleine Wildernis’ die nu officieel geopend werd.
De ‘kleine wildernissen’ zijn voor iedereen toegankelijk en er is een open ruimte voorzien waarvan het gebruik door de buurtbewoners zelf kan ingevuld worden. “Naast streekeigen bomen en struiken planten we ook fruitbomen, een notelaar en bessenstruiken, en we hopen dat de mensen het fruit komen plukken.” Op beide perceeltjes zal trouwens ook aan citizen science gedaan worden om de buurtbewoners en de kinderen nauwer te betrekken bij de natuur, benadrukt Ulenaers. Zo worden er speciale nestkastjes met een camera geïnstalleerd. Ze werden speciaal ontworpen voor kinderen en zijn bestand tegen alle weersomstandigheden. Ze kunnen op een paal gemonteerd worden of bij een boom of een struik. Kinderen kunnen ze daarna beschilderen met de buurt, de school of de ouders. De nestkastjes worden gemaakt in een sociale werkplaats.